Begrafenisrituelen

De Hazendonkgroep

Begraven van mensen

De Hazendonkers kenden diverse begrafenisrituelen. Zowel op basis van de jagers-verzamelaarstraditie als op basis van de in die tijd relatief nieuwe landbouwtraditie. Net als op het vlak van wonen en voedselvoorziening, bevonden zij zich ook op het gebied van begraven in een overgangsfase van het mesolithicum naar het neolithicum.

Vondsten wijzen erop dat zij deels een informele dodenbehandeling toepasten, een voortzetting van de mesolithische traditie; Hun doden begroeven zij incidenteel, in een gestrekte rugligging en zonder grafgiften behalve soms wat (kleine) sieraden. Dat zij hun doden niet altijd doelbewust begroeven, blijkt uit diverse verspreide skeletresten die tussen hun afval lagen.

Maar er zijn ook vondsten waaruit blijkt dat de Hazendonkers meer aandacht gaven aan het begraven van hun doden. Dit paste meer in de Neolithische traditie. Voorbeelden hiervan zijn de sites bij Tiel, Ypenburg en Schipluiden.

Bij de site van Tiel legden de Hazendonkers hun overledenen in een vaste oriëntatie (west-oost gericht) en in samengetrokken, gehurkte zijligging en soms voegden ze grafgiften toe (sieraden of een enkele keer vuurslag). Ook werden meerdere personen, vaak familieleden, bij elkaar begraven.

Bij (o.a.) Tiel leefden grotere gemeenschappen en er zijn aanwijzingen dat de Hazendonkers in hun formele begrafenistradities meer aandacht schonken aan overleden personen en families die meer aanzien/prestige hadden dan anderen. In neolithische samenlevingen was prestige vaak verbonden met ouderdom en berustte de leiding bij mannen. Relatief oude mannen vervulden vaak een bijzondere rol in de lokale gemeenschap. Dit lijkt ook bij de Hazendonkers, in ieder geval bij sommige locaties zoals Tiel, van toepassing te zijn.

Afb.196 Familiegraf van de Hazendonkgroep, in Tiel

Maar ook op de site bij Schipluiden; hier is een familiegraf aangetroffen waar bij één van de mannelijke familieleden in z’n hand drie strike-a-lights en een stuk pyriet werden gevonden.

Afb.197 Een skelet van een Hazendonkse man, bij de site van Schipluiden, liggend in oost-west oriëntatie, het lichaam in gehurkte zijligging en een strike-a-light bij zijn gezicht

Zijn hand lag dichtbij zijn mond waardoor het beeld ontstaat dat hij een vonk uitblaast. Het begrafenisritueel van deze persoon was in vergelijking met andere begrafenissen op deze site en op de nabijgelegen begraafplaats van Ypenburg zeer ongebruikelijk, ook in een veel wijdere, Noord-Europese context.

Afb.197a De schedel van het skelet van een Hazendonkse man, bij de site van Schipluiden, liggend in oost-west oriëntatie, het lichaam in gehurkte zijligging en een strike-a-light bij zijn gezicht

Onderzoekers nemen daarom aan dat deze persoon een bijzondere rol of positie in de samenleving had. Mogelijk had hij een religieuze rol, wellicht vergelijkbaar met de huidige sjamanen. Ook suggereert deze vondst het belang van vuur en heeft deze persoon mogelijk (ook) hierin een belangrijke rol gespeeld. Daarnaast had ook het huishouden, waar zij allemaal afkomstig van waren, wellicht een leidende positie in deze lokale groep.

Bij de site van Ypenburg zijn ook aanwijzingen aangetroffen van Neolithische begrafenisrituelen. Deze locatie bevindt zich op een relatief lage duin in de kustvlakte en de bewoning wordt gekenmerkt door een aantal huizen en een begraafplaats op het midden van de duin.

Afb.197b Overzicht van de Hazendonkse begraafplaats bij Ypenburg

Dit grafveld is bijzonder omdat het om een groot grafveld gaat van meer dan 40 skeletten, in relatief goede staat. In 2 fases werd Ypenburg bewoond (3/C en 11/K), tussen 3860 en 3435/3200 v.Christus. In een gebied van ongeveer 40 x 20 meter zijn 31 graven aangetroffen met de resten van 42 individuen. De graven waren gegroepeerd in 2 clusters, 5-10 meter van elkaar verwijderd. Hoewel één van de clusters dateert van na fase 3/C op die locatie, is het moeilijk om de graven aan één van de specifiek bewoningsfasen van Ypenburg toe te schrijven.

Er lijkt sprake te zijn van diverse begrafenisrituelen. Zeven graven bevatten meer dan één individu, de graven lijken te zijn heropend en er is sprake van tweede en derde bijzettingen. Eén van de graven (S2-8/S2-44, locatie 4) bevatte zelfs de resten van 4 personen waarbij de oudere skeletten als gevolg van de latere bijzettingen verschoven waren.

De vondsten tonen aan dat de graven herkenbaar bleven, vanwege de clustering en het feit dat op verschillende momenten een jongere grafkuil interfereerde met of werd begraven in een oudere, zonder dat de oudere begraving significant werd verstoord. Slechts 2 graven werden doorsneden door jongere graven.

De meeste overledenen waren begraven met opgetrokken ledematen in ondiepe grafkuilen. Twaalf individuen lagen op de linkerzijde, 8 op de rechterzijde en 5 in rugligging. Slechts 2 individuen waren in gestrekte houding begraven. Van veertien individuen is de exacte positie onbekend, doordat de skeletten in deze graven door postdepositionele verstoringen niet meer in anatomisch verband lagen.

Afb.200a Skeletten van moeder en kind, met opgetrokken benen, in een graf van de Hazendonkgroep bij Ypenburg
Afb.200b Skelet met opgetrokken ledematen in een graf van de Hazendonkgroep bij Ypenburg

Er werden ook kralen van git en barnsteen gevonden in de graven van vrouwen en kinderen. Git is ontstaan uit hout van 135 miljoen jaar oud. Het is makkelijk te bewerken, omdat het zachter is dan echt steen. Barnsteen is versteende dennenhars van dertig tot vijftig miljoen jaar oud. Ook dit materiaal is makkelijk te bewerken.

Afb.198 Kraal van git, aangetroffen bij een skelet bij de Hazendonksite van Ypenburg
Afb.199 Kralen van barnsteen, aangetroffen bij een skelet bij de Hazendonksite van Ypenburg

Eén kind had een ringetje van dierenbot om haar vinger. De kralen lagen meestal op of bij de schedel en de hangers ter hoogte van de hals of schouders. Uit onderzoek blijkt dat de bewoners de kralen van git zelf hebben gemaakt. Het git was waarschijnlijk regelmatig op het strand te vinden. Er is geen bewijs aangetroffen dat de barnstenen kralen op de site zijn gemaakt. Daarom wordt niet uitgesloten dat de barnstenen kralen geruild zijn met bijvoorbeeld gemeenschappen in het noorden waar barnsteen wel regelmatig op het strand kon worden verzameld. Opvallend is dat de kralen die bij de kinderen lagen, veel minder slijtage vertonen dan bij de vrouwen. Waarschijnlijk gaat het daarom om persoonlijke sieraden, die wellicht werden meegegeven als talisman of amulet. Kinderen hebben deze ornamenten immers veel korter kunnen dragen. Twee kralen in de kindergraven zijn wel sterk gesleten, maar hier gaat het om kralen die werden hergebruikt; onderzoekers interpreteren deze als erfstukken die een bewerking ondergingen door middel van een tweede doorboring, om ze daarna aan de volgende generatie over te dragen.

Afb.201 Reconstructie van het gezicht van ‘Ypje’, op basis van de aangetroffen schedel bij Ypenburg

Van één van de skeletten, een 25-34 jarige vrouw, is op basis van de schedel door deskundigen een gezichtsreconstructie gemaakt. Zij kreeg de naam ‘Ypje’.

Zie meer reconstructies van Hazendonkers.

Ook bij de Hazendonkse site in Schipluiden werden 6 graven met 7 individuen gevonden, gegroepeerd in een hoek van de bewoonde duin, hoewel de vroegste en laatste van deze graven zich op enige afstand van de andere bevonden. Deze bevonden zich bij een vlakbij gelegen Hazendonkse nederzetting die het hele jaar door werd bewoond door meerdere huishoudens. Het gebrek aan verstoring en de waargenomen gelijkenissen, suggereren het bestaan van een formeel begraafgebied dat mogelijk meer dan twee eeuwen in gebruik was. De graven kunnen worden toegeschreven aan de gehele periode van bewoning (tussen ca. 3600 en 3400 v.Chr.) en kennen een zelfde grafritueel en oriëntatie.

De individuen in de graven lagen met strak opgetrokken ledematen. De houding van de romp varieerde: sommige lagen op de borst, anderen op de rug of op de linker- of rechterzijde. Behalve de graven, werden verspreid over de site botten aangetroffen van minstens 8 andere individuen. De menselijke resten behoren grotendeels tot volwassen mannen en kinderen. Slechts één geïsoleerd bot werd (mogelijk) geïdentificeerd als afkomstig van een vrouw. De antropologische bevindingen, zowel uit de graven als uit de verspreide botvondsten, wijzen op de aanwezigheid van familiegroepen. Grafgiften waren vrijwel afwezig. Eén kind werd begraven met enkele kralen van vogelbot, en een man had oorspronkelijk een vuurslag in zijn hand, bestaande uit meerdere vuurstenen en een fragment van pyriet.

Afb.201a Dubbelgraf bij de Hazendonksite bij Schipluiden

Eén van de graven, het enige dubbelgraf op deze site, bevatte de skeletten van 2 mannen. Zij waren resp. tussen de 38 en 45 jaar en tussen de 59 en 65 jaar oud. Zij dateren van resp. ongeveer 5005 v. Chr. en 5080 v. Christus. Eén van hen had een zware schedelverwonding die duidde op een gewelddadige dood.

De schedel van deze man vertoont verschillende fracturen die mogelijk gerelateerd zijn aan de doodsoorzaak. Hoewel postmortem schade theoretisch mogelijk is, wijzen alle aanwijzingen erop dat de verwondingen kort voor de dood zijn toegebracht.

Het frontale gedeelte van de schedel is ingeslagen, wat leidde tot een gebroken neus en voorhoofd. De losgekomen botjes zijn verplaatst in de schedel, voordat deze werd gevuld met zand. Er zijn geen tekenen van herstel in de botten, wat erop wijst dat het lichaam geen tijd heeft gehad om de gebroken botten te laten genezen voor de dood. Hoewel een postmortem fractuur niet volledig kan worden uitgesloten door het ontbreken van herstel, maakt de context van de twee samen begraven individuen een onnatuurlijke- en mogelijk gewelddadige dood waarschijnlijk. Dit impliceert dat beide mannen waarschijnlijk op hetzelfde moment en door dezelfde oorzaak zijn gestorven.

Afb.201b De schedel (van bovenaf) van individu 2 uit graf 1, Schipluiden. Een deel van het voorhoofd en het gezicht zijn afgebroken

Deze gebruiken zoals bij Tiel, Ypenburg en Schipluiden passen bij een neolithische samenleving, zoals die van de Michelsbergcultuur, in ongeveer dezelfde periode, in het zuiden van (o.a.) Nederland. Mogelijk hadden de Hazendonkers deze begrafenistraditie overgenomen van hun neolithische zuiderburen. Aannemelijk is dat de Hazendonkers een verandering doormaakten wat betreft het ervaren van hun identiteit, familie en gemeenschapszin.

Gezondheid

Een van de onderzoeken geeft aan dat uit de skeletten van Ypenburg is op te maken dat de Hazendonkers op deze locatie behoorlijk gezond waren. Hun tanden vertoonden geen gaatjes en hun botten lieten weinig sporen zien van ziekte of botbreuk. Wel wordt genoemd dat het opvallend is dat een groot deel van de skeletten van jonge kinderen was. Ander onderzoek vermeldt dat bij Ypenburg 6 gevallen van Enamelhypoplasie voor kwam, een aandoening die verband houdt met periodes van slechte gezondheid tijdens de kindertijd. Degeneratie van de wervelkolom en perifere gewrichten (wervelosteoartritis en perifere osteoartritis) kwam in 14 gevallen voor bij Ypenburg en ook bij 4 gevallen in Schipluiden. Zowel in Schipluiden als in De Bruin werd één geval van trauma van gewelddadige aard geregistreerd. Dit is waarschijnlijk slechts het topje van de ijsberg, aangezien letsels aan de zachte weefsels zoals de organen niet kunnen worden bestudeerd. Tandheelkundige pathologie, met name cariës, die meestal wordt geassocieerd met diëten die rijk zijn aan koolhydraten werd in geen van onze populaties waargenomen. Mogelijk was er wel sprake van cariës, maar is dit niet meer waarneembaar door zware slijtage van de tanden.

De aandoeningen zeggen hoogstwaarschijnlijk niets over de algemene gezondheidsstatus van de Hazendonkers. Maar de aandoeningen doen in ieder geval wel vermoeden dat individuen zware fysieke arbeid hebben verricht, die overeenkomt met een agrarische levensstijl.

Begraven en depositie van dieren

Behalve mensen begroeven de Hazendonkers ook honden. Honden namen in het Europese Mesolithicum een belangrijke plaats in. Aangenomen wordt dat dit was vanwege hun rol als vaste- en onmisbare metgezel van de jagers bij het opsporen en opdrijven van het wild en het apporteren van geschoten dieren. Deze speciale positie blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat honden (meestal) niet lijken te zijn gegeten, en vooral door de begraving van honden, zoals in ons land in het Laat-Mesolithicum op de donk van Hardinxveld-Polderweg.

Ook in het Neolithicum van de regio Delfland blijkt de hond nog steeds een bijzondere rol in het leven en denken van de mensen te hebben gespeeld. In Schipluiden werden incomplete skeletten gevonden en zeven schedels. Ook in Rijswijk en Ypenburg werden op diverse locaties (delen van) hondenskeletten gevonden die waren begraven, waaronder een volwassen- en een jonge hond bij elkaar.

Afb.202 Hazendonksite bij Schipluiden, gedeeltelijke deposities van vier honden. Teruggevonden resten zijn aangegeven in zwart.

Het lijkt er echter op dat zij hun honden ‘slechts’ incidenteel begroeven. Veel vaker doodden zij hun honden en verzamelden en dumpten zij de resten pas na geruime tijd, waarbij de koppen vaak afzonderlijk werden gedumpt.

Soms begroeven de Hazendonkers doelbewust ook andere dieren. Zo werd er bij Rijswijk een graf van twee varkentjes gevonden. Dit lijkt meer op een vorm van (rituele) depositie dan van een formele begraving. Deze depositie vond plaats aan de rand van hun nederzetting.

Depositiekuilen

Naast de depositie van (delen van) honden en varkens, zijn er in Schipluiden en Ypenburg ook ‘depositiekuilen’ aangetroffen. Dit zijn kuilen met een bijzondere inhoud, waarvan we aannemen dat die daarin intentioneel is gedeponeerd. In Schipluiden betreft het één kuiltje aan de noordrand van het duin, met een groot aantal beenderen van drie runderen en de ingeslagen schedel van een hond. In Ypenburg lag in één vrij kleine kuil, ook aan de duinrand, een complete aardewerk pot en een maalsteen van graniet. In een kleine ingraving met een doorsnede van slechts 10 cm. werden negen stukken vuursteen gevonden, waaronder zes bijlafslagen. Dergelijke deposities vonden ook al plaats door eerdere bewonersgroepen van Hardinxveld-De Bruin en gelijktijdig ook door de Michelsbergers in het noorden van België en Nederlands Limburg.

Dit duidt op een complexe traditie van offerpraktijken die afstamt uit het begin van de Swifterbant-cultuur en die in de loop van het Neolithicum geleidelijk aan nieuwe inhoud kreeg door het gebruik van nieuwe objecten, met name bijlen. Onderzoekers beschouwen deze offerpraktijken als een intensieve communicatie-wijze met krachten in de eigen samenleving en de natuur daarbuiten. Hoe hun ideeënwereld er inhoudelijk uitzag, is natuurlijk niet duidelijk. Het is echter wel een belangrijk aspect van de nieuwe, neolithische samenleving, waarvan de Hazendonkers in (in ieder geval) Delfland deel van uit maakten.