Begrafenisrituelen

De Michelsbergcultuur

Formele begraafplaatsen (in de zin van grafvelden) zijn niet bekend uit de Michelsbergcultuur. Dit in tegenstelling tot de oudere neolithische culturen. Het ontbreken van begravingen op de zand- en lössgronden is vermoedelijk vooral te wijten aan de slechte conserveringsomstandigheden, aangezien menselijke resten wel in verschillende vindplaatsen binnen het hele verspreidingsgebied van de Michelsbergcultuur voorkomen. In de meeste gevallen zijn complete skeletten dan bijgezet in kuilen. Dergelijke begravingen zijn echter nooit gegroepeerd. Als er al voorwerpen zijn aangetroffen bij de begravingen, dan zijn dit ‘slechts’ één of twee stukken vaatwerk en enkele eenvoudige sieraden.

Van de aangetroffen skeletresten, zijn deze vooral afkomstig uit cirkelvormige (silo)kuilen. In dergelijke kuilen zijn één of meerdere individuen bijgezet. In de Elzas (Duitsland) zijn ze het meest aangetroffen. Hier waren de doden bijgezet in gehurkte houding. Maar er was geen sprake van een standaard manier van ligging binnen de Michelsbergcultuur. De lichaamslengte van de mannen van deze skeletresten waren tussen 1m.63 en 1m.75 en die van de vrouwen tussen 1m.55 en 1m.62. De volwassenen bleken gemiddeld 40 jaar oud te zijn, met uitschieters naar 60 jaar oud. Er bleek geen verschil te zijn tussen mannen en vrouwen wat betreft de manier van begraven.

In Nederland zijn menselijke resten uit de Michelsbergcultuur alleen bekend van de vuursteenmijnen van Rijckholt. Daarbuiten, zoals in België en Duitsland, zijn, in nederzettingen, aardwerken, grotten en vuursteenmijnen, wel graven van menselijke resten aangetroffen. Op de aardwerken bestaan de menselijke resten uit losse botten, maar ook complete skeletten of skeletdelen komen voor. Zo werden tijdens de opgravingen op de Michaelsberg 172 botten gevonden, waaronder losse schedels, maar ook skeletdelen van in ieder geval 34 personen.

Bij veel skeletvondsten uit de Michelsbergse cultuur, bleken de skeletten erg ongeordend te zijn begraven. Soms in grote kuilen, waarbij het skelet aan de rand ligt, soms in de greppels van de aardwerken, zoals in Bruchsal-Aue (Duitsland). Hier zijn bij de grachten meerdere kuilen gegraven waarin meerdere overleden volwassenen en kinderen zijn bijgezet. Bij de skeletdelen zijn vaak ook voorwerpen bijgezet, zoals hele potten, maalstenen, kettingen van dierentanden en runderhoornen. Soms lijkt het echter uitsluitend om afval te gaan, waar de botresten deel van uitmaken.

Afb.172 Kuil bij de grachten van het aardwerk in Bruchsal-Aue, met begravingen van acht personen

Ook is er grote variëteit wat betreft de omvang van de Michelsbergse graven: in sommige graven zijn meerdere personen begraven, in andere een enkel persoon en ook zijn vondsten van individuele botten van verschillende personen bekend. Daarnaast valt op dat voor een relatief groot aantal skeletten is aangetoond dat de eigenaars een gewelddadige dood zijn gestorven, vaak door een slag met een stomp voorwerp op het hoofd.

Omtrent gevonden keramiekscherven, vuursteenwerktuigen, botten van onder andere runderen en varkens in de graven bestaat veel twijfel. Sommige keramiekresten duiden op misbaksels en gebroken vaatwerk en in geen van de vondsten kan rituele vernietiging ervan worden aangetoond, zoals uit andere culturen bekend is. Bijzonder is het Bricquy-graf in Darion (België). Op de bodem van dit graf tekende zich een silhouet af van een dode die op de zij, in gehurkte houding, was begraven. In de kuil leek poeder van rode oker te zijn gestrooid. Als grafgiften lagen er een pot en 8 leistenen armbanden.

Het is dus vooralsnog onduidelijk of het grafbijgiften zijn of dat er sprake is van afvalkuilen waarin de skeletten terecht zijn gekomen. Over het algemeen wekken de vondsten eerder de indruk dat ze “weggeworpen” zijn dan begraven. Ook zijn er onderzoekers die vermoeden dat het om offers zou gaan. Maar aangezien de kennis over deze cultuur nog erg beperkt is, is deze conclusie nog onzeker.