Jagen in de IJsselmeerpolders

De Swifterbantsites in de huidige IJsselmeerpolders, Hoge vaart, Urk, P14 en Swifterbant, lagen op oeverwallen en crevassen (oeverwaldoorbraakafzettingen, ontstaan in de lagere delen van de oeverzones, vaak in de buitenbocht van een actieve geul) in zoetwatermoerassen.

Afb.212a Een selectie van gevonden dierenbotten bij Swifterbant (S3): Rundvee (a-d), schaap (e) en varkens (f-i). Met behulp van isotopenonderzoek is hun dieet vastgesteld: Koe ‘c’ graasde in het bos, terwijl koe ‘d’ bemest gras of zoute moerasgrond at. Varken ‘f’ at het kookafval van de mensen van de nederzetting

Er werd gejaagd op:

Zoogdieren: vooral wild zwijn en edelhert, gevolgd door oeros, paard, ree, eland, bruine beer, zeehond, hond, bever, das, marter, otter, eekhoorn en wilde kat.

Watervogels: vooral wilde eenden, winter- of zomertaling, krakeend, grauwe gans, wilde- en knobbelzwaan, meerkoet en aalscholver. Ook zijn resten van de kroeskoppelikaan, de zeearend, een zangvogel en mogelijk kraanvogel.

Vis: Vooral karperachtigen en andere zoetwatervissen als baars en snoek. Verder de anadrome soorten houting en paling, de brakwatertolerante platvis, harder en zeebaars (een anadrome vis is een vis die vanuit zee de rivieren optrekt om te paaien). Er is ook haring gevonden, deze is mogelijk via de maag van een zeezoogdier op deze locatie terechtgekomen. Men vermoedt dat de aangetroffen zoetwatermosselen onderdeel zijn van natuurlijke deposities en zijn waarschijnlijk hier niet onderdeel geweest van het voedsel van de Swifterbanters.

Bij der nederzetting Urk (E4), gelegen op een rivierduin, werd vooral gejaagd op zoogdieren: wild zwijn, edelhert, bever, otter, das en wilde kat. Maar ook hielden zij huisdieren: de hond, het huisrund en schaap of geit. De laatste twee soorten zijn archeozoölogisch vaak niet van elkaar te onderscheiden. Ook tam varken is niet met zekerheid herkend. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Hoge Vaart lijken visvangst en jacht op vogels van minder belang te zijn geweest. Er werd vis gevangen/ gevist op paling, snoek, baars, karperachtigen en steur. Wat betreft vogels lijkt alleen gejaagd te zijn op de wilde eend.

Afb.212b Illustratie van een jager-verzamelaar op jacht met zijn hond

Ook op de Swifterbantsite P14 lijkt vooral gejaagd te zijn op zoogdieren. Het aandeel jachtdieren ligt ergens tussen 50 en 85%, afhankelijk van of de varkensresten als wild of gedomesticeerd moeten worden gezien. Het onderscheiden van varkens en wilde zwijnen is ook hier moeilijk aan te tonen. Van de huisdieren werden vooral het rund en het varken gegeten, van het jachtwild vooral bever en edelhert. In de loop der tijd werden steeds minder bevers en edelherten gegeten en steeds meer de huisdieren rund en schaap of geit. Dit lijkt te maken te hebben met de afname van het loofbos en de verdroging van het landschap, maar oorzaken binnen het proces van fossilisatie spelen mogelijk ook een rol.

Opvallend is dat ondanks het waterrijke milieu, de jacht op watervogels en visvangst zo weinig van belang lijkt te zijn. In de nederzetting op een oeverwal, Swifterbant S3, waren wilde- en gedomesticeerde zoogdieren even belangrijk voor de vleesvoorziening. Varken en wild zwijn leverden het grootste aandeel, gevolgd door rund en bever. Andere zoogdiersoorten en vogels, vooral eenden, waren van veel minder belang. Op zeer kleine schaal werden schapen of geiten gehouden; ook liepen er enkele honden rond. Bevers en visotters werden op grote schaal gejaagd voor hun vlees en pels, waarbij alleen dieren ouder dan een jaar werden gevangen. De overige jachtzoogdieren komen alleen in kleine hoeveelheden voor: wild paard, oeros, eland, wilde kat, vos, bunzing, bruine beer en zeehond.

Meer over gedomesticeerde dieren, is te lezen op de pagina Landbouw.

Terug naar de pagina ‘Jagen en verzamelen’.