Einde Bandkeramische cultuur

De Bandkeramiekers stichtten vele nederzettingen en verspreidden zich relatief snel in nieuwe gebieden. De bevolkingsgroei nam snel toe en de Bandkeramiekers onderhielden onderlinge (handels)contacten over grote afstanden. Maar niet alles verliep in het Bandkeramisch gebied even succesvol. Gaandeweg ontstonden er conflicten en kwam er een einde aan de Bandkeramische periode.

In het westelijke deel van hun leefgebied ontstonden er in de eindfase onderlinge conflicten. Dat blijkt uit massagraven met sporen van grof en wreed geweld op de botten. Deze waren o.a. veroorzaakt door pijlen en disselbijlen. De massagraven bestonden uit met name kinderen jonger dan 9 jaar en mannelijke volwassenen. Men concludeert hiermee dat bij overvallen grote weerstand werd geboden, grote kinderen hebben kunnen ontsnappen, mannen zijn gedood en vrouwen werden afgevoerd/gevangengenomen. Herxheim in Duitsland is één van de locaties waar een dergelijk massagraf is gevonden. Meer informatie over dit massagraf is te vinden op de pagina ‘Cultus en religie’.

Afb.133 Opgravingskaart van een Bandkeramische nederzetting met palissades in Darion, België

Tegen het einde van de Bandkeramische periode werden ook steeds meer versterkingen aangelegd, zoals grachten en palissades. Deze worden in verband gebracht met het toenemende geweld.  

De gewelddadige conflicten lijken geen incidenten te zijn geweest, maar waren structureel van aard. Onderzoekers beschouwen deze laatste periode dan ook, in ieder geval in een deel van hun leefgebied, als een crisis binnen de Bandkeramische cultuur.

Afb.134 Locaties van massamoorden in de late Bandkeramische cultuur. A, Schöneck-Kilianstädten B, Talheim C, Asparn-Schletz. D, Herxheim. Andere locaties: E, Vaihingen-Enz F, Schwetzingen G, Wiederstedt. Locaties A, B, D en G bevinden zich in Duitsland

De conflicten lijken bovendien een interne aangelegenheid te zijn geweest. Andere lokale groepen (de jager-verzamelaars, de Hoguettiens en de Limburgers) worden op basis van onderzoek uitgesloten als betrokkenen bij deze conflicten. Ook zijn de meeste onderzoekers het er over eens dat eventuele externe oorzaken (zoals klimaatverandering, bodemuitputting) van de conflicten geen belangrijke rol hebben gespeeld.

Aangenomen wordt dat de toenemende versterkingen en interne conflicten te maken hadden met hun bevolkingsgroei en de toenemende regionale identiteit binnen de Bandkeramische gemeenschap. Daarbij speelde mogelijk ook het feit mee dat de Bandkeramiekers min of meer ‘vast’ zaten in hun nederzettingen en dat ze niet zo makkelijk konden ontsnappen aan rampen zoals droogte of conflicten met andere groepen Bandkeramiekers. Een eventuele strijd om vruchtbare landbouwgrond was volgens een aantal onderzoekers ook niet de aanleiding voor de conflicten.

Zij vermoeden eerder dat er sprake was van een tribale oorlogsvoering met kleinschalige botsingen die tot uiting kwamen in met name overvallen (raids). Daarbij vielen af en toe plaatselijk veel slachtoffers. De overvallen namen zo sterk toe dat hun samenleving ontwricht raakte, o.a. door verlies aan mensen, ontvoering van vrouwen, verstoring van de oogsten of verlies van vee.

Afb.135 Massagraf bij Herxheim, Duitsland

Omdat de massagraven in verschillende delen van de Bandkeramische cultuur zijn gevonden, waren deze massale geweldsgebeurtenissen geen eenmalige toevallige gebeurtenissen, maar onderdeel van een gedragspatroon tegen het einde van de Bandkeramische cultuur, net vòòr 5000 v.Christus. Er wordt algemeen aangenomen dat hele lokale gemeenschappen tijdens de massamoorden destijds zijn weggevaagd.

In Nederland zijn geen sporen van geweld gevonden, maar verdween de Bandkeramische cultuur min of meer plotseling van de kaart. In het aangrenzende Rijnland leek sprake te zijn van een crisis die mogelijk hierin een rol speelde: het aantal huizen daalde er in korte tijd met circa een kwart en vond er een expansie plaats naar de beekdalen. In deze beekdalen ‘startten’ zij de Großgartach-cultuur (4900 – 4700 v. Chr.); een nieuwe cultuur die op veel punten overeenkwam maar toch duidelijk anders was dan de Bandkeramische cultuur. Men vermoedt dat deze crisis zich ook in Limburg heeft afgespeeld. Ook hier vond vervolgens een bescheiden uitbreiding van het woongebied plaats naar de dalvlakten van de Maas. De nederzettingen in Zuid-Limburg, net als in het Belgische Haspengouw, werden daarna steeds kleiner en na drie tot vier generaties werd vervolgens rond 4900 v. Chr. alles afgebroken. Mogelijk zijn ze omgebracht of zijn ze weggetrokken en bijvoorbeeld door verwanten elders opgenomen. Een andere optie is dat ze zijn gevlucht. Vooralsnog blijven dit open vragen. Opmerkelijk is dat relatief dichtbij, nog geen 30 kilometer naar het oosten, in het Rijnland, de Großgartach-cultuur, en zijn opvolger de Rössencultuur, wel stand hielden. Ook in Midden-Europa houdt de opvolger van de Bandkeramische cultuur, de Stichbandkeramische cultuur stand.

Deze Rössencultuur vestigde zich, ruim 400 jaar nadat de Bandkeramiekers uit Zuid-Limburg verdwenen, in Nederland en zij was daarmee de volgende groep boerenbewoners in Nederland.