kleding
Hoe zag de kleding van Swifterbanters er uit? Hoe maakten ze deze en met welk materiaal?
Over het algemeen is er over kleding in de prehistorie weinig bekend. Kleding bestond uit organische materialen die nauwelijks bewaard zijn gebleven. Er is dus helaas weinig bekend wat de Swifterbanters hebben gedragen en hoe zij deze maakten.
Er zijn vondsten gedaan waaruit blijkt dat de Swifterbanters huiden bewerkten waar ze hoogstwaarschijnlijk kleding van maakten. Op de Swifterbantsite P14 bij Schokland zijn vuurstenen werktuigen aangetroffen die o.a. voor huidverwerking werden gebruikt. Ook het afval rond haarden wijst er op dat zij huiden bewerkten. Textiel, zoals linnen en wol, werden nog niet gebruikt in de periode van der Swifterbantcultuur.


Eerste kleding
Kleding werd waarschijnlijk al tussen ongeveer 83.000 jaar en 170.000 jaar geleden gedragen. Bewijs hiervoor komt uit originele hoek: Onderzoekers van de Universiteit van Florida voerden in 2011 DNA-analyses uit van hoofd- en lichaamsluizen om te bepalen wanneer deze twee soorten zich genetisch splitsten. Hoofdluizen kunnen direct op het menselijk lichaam overleven, maar lichaamsluizen moeten zich verschuilen in bijvoorbeeld plooien van kleren. Aan de hand van de genetische splitsing kan dus worden bepaald wanneer mensen kleding zijn gaan dragen. De analyse wijst uit dat de splitsing tussen de 83.000 en 170.000 jaar geleden plaatsvond en dat kleding dan ook waarschijnlijk rond deze tijd is ontstaan.

Op basis van enkele vondsten van andere culturen rond dezelfde periode, kan wel een inschatting worden gemaakt welke kleding de Swifterbanters hebben gedragen en hoe ze deze maakten.
Een belangrijke vondst in de nieuwe steentijd is Ötzi, de ijsman. Deze vondst leverde een complete outfit van kleding en schoenen uit de steentijd. Ötzi leefde zo’n 5.000 jaar geleden, rond 3300 v. Chr., zo’n 100 jaar na de Swifterbantcultuur. Hij leefde op de grens van Oostenrijk en Italië. Zijn kledingstijl zal dus waarschijnlijk niet overeenkomen met die van de Swifterbanters, maar het biedt ons een ruwe indicatie hoe de kleding van de Swifterbantcultuur er mogelijk uit heeft gezien.


De kleding die bij Ötzi werd aangetroffen, bestond uit:

Een geitenleren lendenschort. Een rechthoekige, smalle (één meter), lange lap die tussen de benen door werd gehaald en voor en achter onder de gordel werd doorgestoken.

Twee losse pijpen (geen broek). Dit waren twee lange stroken die dichtgenaaid zijn met dieren pezen. Deze stroken zaten niet aan elkaar vast en reikten niet volledig tot de heupen. De bovenkant van de stroken waren met stroken leer vastgeknoopt aan een riem die om de middel zat. Over de onderkant van de stroken en de bovenkant van de schoenen waren stukken hertenleer vastgeknoopt. Deze werkte als enkelwarmers en zorgde ervoor dat de kleding ook in beweging op zijn plek blijft.

Een leren jas. Deze reikte bijna tot aan zijn knieën en bedekte zijn bovenlichaam en dijen. De jas was gemaakt van lichte en donkere stroken geiten- en schapenhuid, aan elkaar gestikt met dierlijke pezen. Ötzi droeg de jas met de vacht aan de buitenkant. Helaas hebben de mouwen het niet overleefd. Omdat er geen herkenbare sluitingen zijn aangetroffen, werd de jas waarschijnlijk met een riem gesloten gehouden. De jas was al lang in gebruik, omdat de binnenkant erg vuil was en enkele gescheurde naden gerepareerd waren met grasvezels, waarschijnlijk door Ötzi zelf.

Grascape of mat. Bij onderzoek van de opgravingslocatie zijn restanten van een geweven grasmat aangetroffen. Aanvankelijk werd gedacht dat de mat, gemaakt van alpenmoerasgras, een grascape was. Deze interpretatie is nu zeer discutabel, en tegenwoordig wordt aangenomen dat het eerder een mat was die Ötzi gebruikte om zichzelf tegen de regen te beschermen of dat het deel uitmaakte van een rugzak.

Een halfbolvormige muts van berenvacht met leren kinband, die bij leven al gebroken was; de haarkant van de berenvacht is naar buiten gekeerd en het kledingstuk is uit verschillende stukken huid genaaid.

Riem met aangenaaid zakje. De riem bestond uit een kalfsleren strook van 4 tot 5 cm breed. Het was waarschijnlijk ongeveer 2 meter lang en zou twee keer om de heupen zijn gewikkeld. Of het waren twee afzonderlijke riemen: één om de lendendoek op zijn plaats te houden en de andere om de jas gesloten te houden. Een andere leren strook werd op de riem gestikt om een klein zakje te maken. Dit heuptasje bevatte tondelschimmel, een schraper, een boorgereedschap, een botten priem en een vuursteenvlok.

Schoenen. Tijdens opgravingen werd Ötzi’s rechterschoen aan zijn voet gevonden. Deze is verwijderd voor restauratie. Alleen het gaas van de linkerschoen is teruggevonden. De schoenen zijn opgebouwd uit meerdere lagen. De binnenschoen bestaat uit draadgaas van lindebast. Ter isolatie werd droog gras onder het gaas gestopt. De buitenschoen was gemaakt van hertenhuid en was net als het gaas aan de zool gestikt. De zool werd gedragen met het bont aan de binnenkant. De schoen werd met een bastkoord aan de voet vastgebonden. Experimenten met gereconstrueerde schoenen hebben aangetoond dat ze zelfs tijdens lange tochten warm en comfortabel zijn. Hoewel ze erg warm zijn, bieden ze weinig bescherming tegen nattigheid, dus vermoedelijk is het natte gras eenvoudigweg vervangen.

Mogelijk heeft de schoen van Ötzi er uitgezien zoals op de foto links.
Mogelijk bestond het aankleden in de periode van Ötzi ongeveer er uit zoals de afbeelding links.

Ook elders zijn schoenen gevonden rond deze periode. In een vleermuizengrot in Grenada, in Spanje, zijn schoenen aangetroffen van ongeveer 6200 jaar oud (ong. 4200 v.Chr., in de periode van de Swifterbantcultuur). Dit zijn de oudste schoenen ooit gevonden in Europa. Het blijkt om, voor die tijd, technologische hoogstandjes te gaan: ze zijn geweven van duurzaam, Zuid-Europees espartogras en doen denken aan Spaanse espadrilles, die nog steeds van dezelfde grassoort worden gemaakt. Ze zaten aan de voeten van mensen die in de grot waren begraven.

In een grot in Armenië is een leren schoen gevonden van ongeveer 5.500 jaar oud (ong. 3500 v.Chr.), ten tijde van het einde van de Swifterbant-cultuur en net iets ouder dan die van Ötzi.
De schoen was gevuld met los gemaakt gras, dat hoogstwaarschijnlijk werd gebruikt om de vorm van de schoen te behouden en/of om klaar te maken voor opslag. De schoen is 24,5 cm lang (Europese maat 37) en 7,6 tot 10 cm breed. De schoen is gemaakt uit één stuk leer dat om de voet gewikkeld is. Het werd gedragen en gevormd naar de rechtervoet van de drager, vooral rond de hiel en de grote teen, waar de hoogste druk wordt uitgeoefend bij normaal lopen.

De oudste gevonden schoen uit Skandinavië, de Jotunheimen schoen, is ruim 3000 jaar oud. Archeologen schatten dat de schoen is gemaakt tussen 1420 en 1260 v. Christus. Dat is ongeveer 2000 jaar na de Swifterbantcultuur. De schoen is zo’n 28 centimeter lang.

De oudste schoen die in Nederland is aangetroffen, is nog iets minder oud. Deze is ongeveer 3000 jaar oud en dateert van ongeveer 1000 v. Christus. De schoen werd gevonden in Buinerveen in Drenthe. De lengte is 25 cm. lang en is in één stuk uit runderleer gesneden en was waarschijnlijk bestemd voor de rechtervoet. Dergelijke schoenen werden gemaakt van runder- of kalfsleer. Een stuk gelooide huid werd uitgesneden en in de rand van de schoen werden gaatjes aangebracht. Hier werd een veter doorheen getrokken. Alleen de hiel werd genaaid. De pasvorm ontstond doordat de schoenen nat aan werden getrokken, vervolgens werden de veters strak vastgetrokken en daarna liet men de schoenen drogen.

Bij onderzoek in de grotten van Tianyuan in de buurt van Peking, in China, ontwikkelden wetenschappers de theorie dat de mens 40.000 jaar geleden al bekend was met schoenen. Het bewijs daarvoor was gebaseerd op de botontwikkeling: het dragen van schoenen beïnvloedt en vermindert de belasting op het bovenskelet van de voet. Bij de archeologische vondsten werd dit aan de hand van de botten zichtbaar. Het eerste aantoonbare bewijs van schoenen vond men terug op grotschilderingen van Altamira in Spanje. Op deze ongeveer 13.000 tot 15.000 jaar oude wandtekeningen staan jagers afgebeeld met laarzen van waarschijnlijk huiden en vachten.
Dat de Swifterbanters schoenen hebben gedragen, of in ieder geval iets aan hun voeten droegen, is gezien de oudste aanwijzingen van schoenen zeer aannemelijk. Mogelijk leken deze in min of meerdere mate op de oudste schoenen zoals aangetroffen elders in Europa.
Vervaardigen van kleding
Met de vondsten van o.a. Ötzi wordt duidelijk dat kleding in die periode uit veel verschillende materialen bestond en met veel kennis en vaardigheden werden gemaakt. Kleding werd gemaakt om lang te gebruiken en werden door de tijd heen gerepareerd. Met behulp van pezen, dunne stroken leer en touw konden dierenhuiden met elkaar worden verbonden. Deze materialen zijn niet alleen gebruikt bij het maken van kleding, maar ook om deze te repareren. Zowel het shirt als de leggings van Ötzi zijn meerdere keren gerepareerd met dierenpezen en touw van getwijnd gras en bast. Dit gebeurde de ene keer op een nette manier en de andere keer gehaast. Mogelijk omdat Ötzi onderweg was terwijl zijn kleding scheurde. Zijn kleding is, mede hierdoor, lang gedragen en op meerdere plekken is dan ook slijtage te zien.
Bij een site van de Hazendonkgroep (3800 en 3400 v. Chr.) zijn twee kleine, bandvormige stukken vlechtwerk van bastvezels gevonden. Deze zijn ongeveer 5500 jaar oud. Wellicht zijn dit resten van mandjes of misschien zelfs kleding. Technieken waarmee gewerkt werd, waren spiraalvlechten en twijnbinding.
Al uit het Paleolithicum, de oude steentijd (2,5 miljoen jaar geleden – 10.000 v. Chr.) zijn naalden van been gevonden. De oudste naald is gevonden in een grot in Zuid-Afrika en is 61.000 jaar oud. Op basis van de slijtagesporen, gaat men er van uit dat deze naald gebruikt is om door zachte materialen heen te halen, zoals dierenhuid. Eenzelfde analyse op gebruikssporen kan worden toegepast op vuursteen. Zo kan worden nagegaan of vuurstenen schrapers gebruikt zijn om huiden schoon te schrapen. De allereerste aanwijzingen voor het bewerken van huiden zijn zelfs van 400.000 jaar geleden, voordat de moderne mens bestond. Met naald en draad heeft de mens dus al lang gewerkt.
In Israël, in de Nahal Hemar grot, zijn stukken textiel uit ongeveer 6500 v. Chr. gevonden. Dat is ongeveer 1500 jaar voor de Swifterbantcultuur. Hier werden verschillende structuren van plantenvezels aangetroffen. De meeste stukken zijn getwijnd, maar er zijn ook een aantal stukjes die gelust en geknoopt zijn.


Een manier van kleding in elkaar zetten, is de naaldbind manier (‘knitless netting’). De oudste resten van textiel die hiermee tot stand is gekomen, zijn aangetroffen in Tybrind Vig, Denemarken. Dit stukje textiel, van wilgenbast, komt uit 4200 v. Christus, ten tijde van de Swifterbantcultuur.

Swifterbanters zullen dus mogelijk bovenstaande technieken of soortgelijke technieken kunnen hebben toegepast. Materialen die ze hebben gebruikt zijn hoogstwaarschijnlijk huiden en dierenvachten. Waarschijnlijk gebruikten ze ook diverse soorten plantenvezels, zoals gras en bast. Op basis hiervan zou de kleding van Swifterbanters er mogelijk als volgt hebben uitgezien:


