Voedselvoorziening

De Michelsbergcultuur

Akkerbouw

De toepassing van akkerbouw lijkt binnen de Michelsbergcultuur op die van hun voorgangers. Net als voor de boeren uit de Rössencultuur was dit een belangrijke bestaansbasis en gebruikten zij dezelfde grondsoort: de vruchtbare lössgronden in Limburg. Of akkerbouw hun belangrijkste bron van voedselvoorziening was, is niet bekend. Ze verbouwden met name vrijdorsende granen, emmer, broodtarwe (voornamelijk harde tarwesoorten in tegenstelling tot de naakte tarwe uit het vroeg neolithicum) en gerst. Maalstenen gebruikten ze om het graan te verwerken.

De Michelsbergcultuur speelde een belangrijke rol bij de introductie van landbouwgewassen in de zuidelijke regio en mogelijk ook voor de kustregio.

Als de Michelsbergers na verloop van tijd hun woongebied uitbreiden naar het noorden, krijgen ze te maken met de minder vruchtbare zandgronden. De akkers die ze aanleggen, raken sneller uitgeput waardoor geen permanente langdurige bewoning op één plaats mogelijk was. Hun akkers, en ook hun woningen, verplaatsten ze dus na verloop van tijd.

Afb.161 Impressie van een Neolithische nederzetting

Wat betreft de oogst van graan is het opvallend dat duidelijk herkenbare sikkelmesjes ontbreken in de vindplaatsen van de Michelsbergcultuur, terwijl deze mesjes met sikkelglans wel frequent bij de Bandkeramiekers voorkomen. Op grond hiervan wordt aangenomen dat in de Michelsbergcultuur op een andere wijze graan werd geoogst dan in de Bandkeramische cultuur. Uit recent onderzoek blijkt dat het oerbos tijdens de Michelsbergse periode langzaamaan opener werd. Dit kan er op wijzen dat de bossen intensiever en grootschaliger werden gebruikt.

Kenmerkend voor de Michelsbergcultuur is dat in deze periode men in heel Limburg overgestapt is naar een agrarisch bestaan en men in nederzettingen leefde. Oftewel: dat men een neolithische levenswijze hanteerde. Daarvoor, tijdens de Bandkeramische- en Rössenperiode was er sprake van een overgangsfase van een mesolithische (jagen en verzamelen met een nomadisch bestaan) naar neolithische bestaanswijze. In de tijd van de Michelsbergcultuur lijkt deze transformatie voltooid te zijn.

Bij Kortrijk in België is bij een site van de Michelsbergcultuur een grote koepeloven gevonden met stookgat, vuurkamer en stenen vloer. De onderzoekers vermoeden dat de oven werd gebruikt voor het drogen of roosteren van de graanoogst om zo het kaf beter van de korrels te kunnen scheiden, of om ze beter op te kunnen slaan. Dergelijke ovens zijn niet in Nederland aangetroffen.

Veeteelt en jacht

Veeteelt en jacht hebben zeer waarschijnlijk, hoewel vermoedelijk verschillend per regio en afhankelijk van de opbrengst van de oogst, ook een rol gespeeld. Botspectra wijzen er op dat ze vooral rund in combinatie met schaap, geit en varken aten. Ook oeros, wild zwijn, edelhert, ree en paard waren onderdeel van hun menu. Naast vlees leverde vee ook huiden, vet, pezen, hoorn, bot, etc. op. Op basis van onderzoek naar één van de plaatsen waar veel vondsten zijn gedaan van de Michelsbergcultuur, in Hardinxveld (ruim 100 km. ten noorden van de löss), kwam naar voren hoe de Michelsbergers te werk gingen: de dieren werden geweid op de zandgronden en in de herfst werden ze geslacht. Vervolgens namen zij ze in de vorm van bouten mee als proviand voor het verblijf op het duin in het rivierengebied, waar de groep ’s winters bivakkeerde. Er zijn nauwelijks aanwijzingen voor het houden van dieren voor de melkproductie. Ook het houden van runderen specifiek als last- en/of trekdier (ploegen, trekken van karren) was waarschijnlijk bij de Michelsbergers niet aan de orde; de eerste overtuigende bewijzen voor het gebruik van runderen op die manier dateren pas uit circa 3400 voor Christus.

Veeteelt lijkt echter niet langer dominant te zijn. De Michelsbergers combineerden dit met het jagen op op wilde dieren. Deze transformatie had tot gevolg dat de aanbodzijde van akkerbouw en veeteelt een totaal ander karakter had rond 4000 v. Chr. dan de eeuwen daarvoor.

Opmerkelijk lijkt de rol van honden binnen de Michelsbergse samenleving. Welke rol is niet helemaal duidelijk, maar deze is in ieder geval anders dan die van de eerder genoemde dieren. Volledige hondenskeletten en delen hiervan zijn diverse keren gevonden, ook in combinatie met menselijke botten. Wellicht gebruikten de Michelsbergers honden bij de jacht en/of als waakdier. Uit snijsporen blijkt dat ze ook werden gegeten. Voor meer informatie over het ontstaan van de band tussen de mens en de hond, zie de paragraaf ‘Ahrensburgers’ op ‘Federmessers en Ahrensburgers‘.