Maatschappelijke relaties

De Hazendonkgroep

Intern

De Hazendonkers maakten een overgang door van jagen en verzamelen naar landbouw en verbleven op bepaalde plekken langere tijd (Neolithisering). Hun gemeenschap maakte hiermee een differentiatieproces door; in plaats dat alle taken, activiteiten en rollen min of meer gelijk(waardig) waren verdeeld, ontstond hierin meer variatie en sociale verschillen. Hoe dit er precies uit heeft gezien en zich heeft ontwikkeld, is helaas weinig over bekend.  

Er zijn aanwijzingen dat de Hazendonkers binnen een gemeenschap een bepaalde verdeling van taken kenden tussen de huishoudens. Zoals het maken van sieraden en het bewerken van riet, been en gewei. Het lijkt er ook op dat soms één huishouden een bepaalde activiteit juist niet uitvoerde, zoals het bewerken van resp. hout en huid. Er was dus een bepaalde differentiatie in de taakverdeling tussen huishoudens. Omdat alle activiteiten wel op één erf voorkwamen, lijkt het er op dat de huishoudens onderling samenwerkten.

In hoeverre de Hazendonkers een hechte gemeenschap met bovenregionale tradities vormden, is dan ook moeilijk te zeggen. Wat betreft hun aardewerk hanteerden zij een eigen Hazendonkse stijl. Ook bepaalde houtbewerkingstechnieken kwamen overeen met diverse Hazendonksites.

In Delfland waar veel Hazendonksites voorkwamen, zijn er aanwijzingen dat dit gebied al lange tijd voor de Hazendonkgroep bewoond was. Hun contactnetwerken kwamen sterk overeen met de laat-meolithische groep in Hardinxveld die in dit gebied al 2000 jaar eerder woonden. Op basis hiervan kenden de Hazendonkers mogelijk een grote maatschappelijke continuïteit.

Maar op andere onderdelen vormden zij minder een eenheid; hun bewoningsstrategie, hun gebruik van voedselbronnen en begrafenisrituelen verschilden op basis van o.a. het landschap en persoonlijke voorkeuren.

Extern

Extern onderhielden zij contacten met de Michelsbergcultuur in het zuiden. Deze cultuur had zich al verder in het Neolithiseringsproces ontwikkeld. Dit proces werd door hun contacten met het zuiden ook bij de Hazendonkers (verder) in gang gezet. Dit is vooral te zien in het vuursteen dat de Hazendonkers gebruikten; deze was deels afkomstig van de mijnen van de Belgische- en Zuid-Limburgse Krijtstreken, het gebied van de Michelsbergcultuur. Ook de vormen van de Hazendonkse werktuigen kwam sterk overeen met die van de Michelsbergcultuur. Het Limburgse Maasdal vormde een contactroute tussen de Hazendonkers en de Michelsbergcultuur. Via een westelijke route vanaf de Kanaalkust langs de Schelde kwamen, vooral in een eerdere fase, de Hazendonkers aan pyriet en git. Zeer waarschijnlijk zijn er ook contacten met de Swifterbanters geweest, aangezien hun locaties dicht bij elkaar lagen en een van de locaties (Hazendonk) zelfs met elkaar overeen kwam. Ook is er een pot op een Swifterbantsite (S3) gevonden met kenmerken van de Hazendonkgroep.

Afb.195 Illustratie van jagers-verzamelaars in een kano

Ook de wijze waarop de Hazendonkers hun doden begroeven (gehurkte zijligging), kwam overeen met die van de Michelsbergcultuur.

Een ander aspect waaruit blijkt dat de Hazendonkers contacten hadden met het zuiden, was hun voorkeur voor runderen, boven varkens, en sowieso dat bij hen veeteelt een grotere rol speelde, dan bij de jager-verzamelaars uit het noorden.

Het lijkt er niet op dat de Hazendonkers als totale groep hun relaties onderhielden met de Michelsbergcultuur. Veel Hazendonkse gemeenschappen lijken ieder hun eigen contacten met het Michelsberggebied te hebben gehad en opgebouwd.

Wat betreft hun aardewerk, lijkt de Michelsbergcultuur geen invloed te hebben gehad. De Hazendonkers bleven, hoewel in hun eigen stijl, dezelfde techniek gebruiken als die van de Swifterbanters. Dat er geen tot weinig ontwikkeling van aardewerkstijl was, heeft mogelijk te maken met het feit dat aardewerkproductie doorgaans een vrouwentaak was. Bovendien namen vrouwen over het algemeen geen deel aan expedities (voor bijvoorbeeld vuursteen). Dit was meer een mannentaak. De invloed van aardewerkproductie door andere groepen, bleef hierdoor minimaal.

Van bepaalde grondsoorten (o.a. zandsteen, kwarts en kwartsieten) die de Hazendonkers gebruikten, is niet bekend waar zij die vandaan haalden. Mogelijk onderhielden zij dus ook nog contacten met andere cultuurgroepen en/of kenden zij een uitgebreider handelsnetwerk dan tot nu toe van hen bekend is.