wonen

De Hazendonkgroep

Kenmerkend voor de Hazendonkers was dat zij, in ieder geval op een aantal plaatsen, langere tijd woonden (sedentair). Daarmee kenden zij mogelijk een grote maatschappelijke continuïteit. De langere bewoning kwam vooral voor in het kustgebied, op de donken (heuvels van dekzand in laaggelegen watergebied), met name op de Hazendonk in de Alblasserwaard. Dit was een rivierduin in een zoetwatermoerasgebied.

Afb.176 Illustratie van een Neolithische nederzetting in het rivierengebied

In de achterliggende wetlands woonden de Hazendonkers meer op diverse locaties (residentieel). Deze bestond uit seizoensbewoning in combinatie met logistieke mobiliteit.

Rond 4000 v. Chr. lag de kustlijn als gevolg van een stijgende zeespiegel verder landinwaarts dan nu. Er vormden zich diverse duinenrijen ter hoogte van de toenmalige kust. In de loop der tijd trok de zee zich terug en kwam de kust meer naar het westen te liggen. Daar ontstonden weer nieuwe duinen. Maar de oude duinen, ook wel strandwallen genoemd, bleven bestaan. Deze oude duinen waren niet zo hoog, maar wel hoog genoeg om er droge voeten te houden.

Afb.177 Landschap van Nederland t.t.v. de Hazendonkgroep – 3850 v. Chr.

De toenmalige kustvlakte was voor de Hazendonkers daardoor gedurende een aantal eeuwen een toegankelijk en aantrekkelijk ‘eiland’ tussen de kust en de uitgestrekte moerassen in het oosten, en tussen de estuaria van de Maas en Rijn in het zuiden en het noorden (estuaria= een verbrede, vaak trechtervormige monding van een rivier, waar zoet rivierwater en zout zeewater vermengd worden en zodoende brak water ontstaat, en waar getijdeverschil waarneembaar is). De hierin gelegen duinen vormden de droge vestigingsplaatsen. De wetlands waren aantrekkelijk vanwege het vele voedsel dat er voorkwam, zoals bevers, otters en wilde zwijnen.

Veel sites bevinden zich in de natte gebieden (wetlands) van de Maas-Rijndelta. Maar de Hazendonkers hebben ook op de droge zandgronden gewoond. Er zijn drie grotere clusters van vindplaatsen te onderscheiden: het kustgebied, de regio Rotterdam/Alblasserwaard en het oostelijk rivierengebied. De clusters kunnen echter ook het gevolg zijn van verschillen in onderzoeksintensiteit.

In het kustgebied zijn vooral residentiële nederzettingen aangetroffen. Hier werd het hele jaar door gewoond in kleine huizen, zoals Schipluiden-Noordhoorn, Wateringen en Den Haag-Ypenburg.

De site bij Schipluiden bevond zich op de top van een duin. Deze was gevormd door dynamische processen in een grote riviermonding binnen een brak of zout getijdenmilieu. Tijdens de bewoning op deze locatie onderging de omgeving echter een transformatie van een open getijdenlandschap naar een dichtbegroeid, gesloten rietmoeras, waarin de invloed van de getijden en de zee geleidelijk verminderde.

De Hazendonkers hebben op een gegeven moment de hele nederzetting omringd met een hek, precies op de grens met het omringende water. Vervolgens hebben zij dit twee keer vernieuwd, elke keer wat hoger op de helling, in verband met de stijging van het water. Op basis van de sporen en vondsten gaan onderzoekers er vanuit dat dit een vaste woonplaats was van ongeveer 25 individuen, van vier of vijf huishoudens over een periode van globaal twee en een halve eeuw gedurende ongeveer 10 generaties.

Afb.178 Grondsporen van een van de omringende hekken te Schipluiden

In Ypenburg en Schipluiden werden ook kleine grafvelden gevonden. Kleine duintjes gebruikten de Hazendonkers voor akkerbouw en speciale activiteiten. In het rivierengebied liggen de sites vooral op donken, zoals de site Hazendonk, en meer oostelijk sites als Gassel-De Zitterd, Wijchen-Het Vormer en Oosterhout-’t Klumke. Deze sites in het rivierengebied lijken vooral gebruikt te zijn voor seizoensmatige bewoning en specifieke activiteiten als jacht, visserij en het hoeden van vee. Het aantal vindplaatsen is echter beperkt, dus wellicht kan dit beeld in de toekomst nog veranderen.

Ook op de Brabantse en Noord-Limburgse zandgronden zijn vondsten van de Hazendonkgroep aangetroffen. Mogelijk bevonden zich ook hier residentiële nederzettingen, maar door o.a. slechte conservering is dit onduidelijk, net als de relatie met de vindplaatsen in het rivierengebied en het kustgebied.

Afb.179 Cultuurpatroon in Nederland en omgeving in de periode 4300-3400 v.Chr.

De Hazendonklocatie in Alblasserwaard werd al bewoond vóór de komst van de Hazendonkgroep. Mogelijk werd de Hazendonk zelfs bewoond door de eerste bewoners van Nederland. Deze werd toen gebruikt als tijdelijke, seizoensgebonden, kamp. Op deze Hazendonklocatie zijn zeven duidelijk gescheiden bewoningsfasen aangetroffen, tussen in ieder geval 3300 en 2200 v.Chr.; achtereenvolgens twee uit de midden-fase van de Swifterbantcultuur, één van de nieuwe Hazendonkgroep, Hazendonk 3, en drie van de daaropvolgende Vlaardingencultuur. Eén pollensignaal wijst op nog oudere bewoning (ca. 5000 v.Chr.) en een potbekerfragment op incidentele aanwezigheid rond 2100 v. Christus. Er zijn ook onderzoekers die de bovengenoemde twee Swifterbantfases resp. Hazendonk 1 en Hazendonk 2 noemen.

Afb.180 Hazendonk. Schematische doorsnede van de afzettingen op de donkhelling met alle onderscheiden bewoningsfasen.

Dat de Hazendonkers aan de kuststreek langere tijd, woonden, blijkt uit hun type woningen. Ze woonden in stevige huizen, met afmetingen van ca. 6 x 12 meter, passend voor één tot vier huishuishoudens, in een los verband.

Afb.181 Reconstructie van twee huisplattegronden (resp. A en B) bij de Hanzendonk-site te Ypenburg