Wonen

De Bandkeramische cultuur

Afb.105 Impressie van een Bandkeramisch dorp

Nederzettingen

De Bandkeramiekers woonden in nederzettingen met bij elk huis een ruim erf. De huizen stonden zo’n 20 tot 30 meter van elkaar. De meeste nederzettingen bleven vanaf hun stichting continu en langdurig gebruikt, over een periode van een aantal generaties. De nederzettingen bestonden in de beginfase uit niet meer dan 3 of 4 huizen tegelijkertijd. Later, door de bevolkingsgroei, nam dit toe tot gemiddeld een tiental huizen. Er ontstonden steeds grotere nederzettingen die een centrale rol speelden voor de omliggende kleinere nederzettingen.

In het grootste bekende dorp van de Bandkeramiekers in Nederland, bij Elsloo, zijn de sporen van circa 90-100 huisplattegronden aangetroffen. Deze huizen stonden er niet allemaal tegelijk. Gedurende een periode van 400 jaar is op deze locatie onafgebroken gewoond. Tijdens de bloeifase bestond de nederzetting uit ongeveer 15-17 gebouwen en woonden er ongeveer 100 – 170 mensen.

Huizen

Kenmerkend voor de Bandkeramiekers waren hun grote huizen van hout en leemvlechtwerk. Deze waren zo groot, dat aangenomen wordt dat deze gebouwd werden met een groep. De huizen vormden een vaste thuisbasis voor elke familie. Bij het bouwen van een huis zal men hulp van buiten hun eigen buurt waarschijnlijk hebben gehad, want geschat wordt dat de bouw van een driedelig huis circa 2.500 mensuren vergde.

De breedte van de huizen was gemiddeld 6 – 7 meter. De lengte varieerde tussen de 8 en 25 meter, met uitschieters van 35 meter lang. De hoogte van de muren wordt geschat op 1,50 meter. Geschat wordt dat de hoekgrootte van het dak 45° was, omdat deze hoek het meest efficiënt is om regenwater af te voeren. Van deze hoek uitgaande, zou het midden van de huizen ongeveer 5 meter hoog zijn geweest. De wanden waren waarschijnlijk gemaakt van met leem dichtgesmeerd vlechtwerk en het dak van stro, riet of boomschors. Riet zal echter niet veel zijn gebruikt omdat dit niet voldoende in de omgeving groeide.

Afb.106 Bandkeramische woning
Afb.107 Reconstructie van een Bandkeramisch huis
Afb.108 Reconstructie van het maken van een lemen muur in een Bandkeramisch huis

Waarom de huizen zo groot waren, is niet bekend. Mogelijk voor een betere oogstopslag, huisvesting voor een grotere familiegroep of betere bescherming in tijden van bedreiging. Aanvankelijk speelde veestalling niet mee voor de noodzaak van een groot huis; in de beginfase werd nog geen vee gehouden. Er zijn enkele aanwijzingen, maar zeker is dit dus niet, dat sociale ongelijkheid af te leiden valt aan de hand van de grootte van de huizen; Hoe groter het huis, des te belangrijker waren de mensen die erin woonden.

Afb.109 Impressie van de binnenkant van een Neolithische woning

Al vanaf de oudste fase bestonden de meeste huizen uit twee tot drie gedeeltes met ieder zijn eigen functie. Alle huizen hadden een middendeel. Vanwege dit basiselement, wordt aangenomen dat dit een woonfunctie had. Veel huizen hadden ook een aangebouwd achterdeel. Vermoed wordt dat dit een slaapkamer was en/of voorraadkamer óf dat het de plaats was van een vooroudercultus/huisheiligdom. Vaak was er ook een aangebouwd deel aan de voorkant. Deze wordt algemeen gezien als opslagruimte. Sommige huizen hadden ook een zolder of vliering.

Alle delen lagen meestal in dezelfde volgorde op een ongeveer Noordwest Zuidoost georiënteerde lengte-as; het achterste deel in het noordwesten en het voorste deel en de ingang in het zuidoosten. Er zijn echter ook diverse uitzonderingen wat betreft deze oriëntatie, want per nederzetting kan er tot 60 graden verschil bestaan tussen huizen, en zelfs de gemiddeldes van de verschillende nederzettingen zijn verschillend. Op basis van deze wijde spreiding van de oriëntaties in elke nederzetting, worden astronomische redenen uitgesloten. Mogelijke redenen voor de Noordwest-Zuidoost-oriëntatie die worden geopperd, zijn de heersende windrichting in het winter-/regenseizoen, de richting van het dichtstbij zijnde zeestrand, de bron van de Donau of, daarmee samenhangend, de richting van het het gebied van hun voorouders, dat voor de Limburgse Bandkeramiekers in het zuidoosten geweest moet zijn.

Afb.110 Plattegrond van een Bandkeramisch huis

Binnen de nederzettingen ontwikkelden zich in de loop van de tijd duidelijke verschillen tussen huishoudens en individuen. Terwijl in de beginfase alle huizen min of meer gelijk waren (qua indeling, omvang, bouw, Noordwest-Zuidoost oriëntatie), verschenen er op den duur ook kleinere huizen die alleen een woongedeelte hadden en lichter gebouwd waren. Deze kleine- en ook middelgrote huizen namen in de loop der tijd steeds meer toe. Deze huizen beschikten niet over een eigen opslag en waren daarmee afhankelijk van, of zelfs ondergeschikt aan de bewoners van een groot huis. Meer hierover bij de pagina ‘Maatschappelijke relaties‘.

Afb.111 De verschillende huistypen van de Bandkeramiekers

Kuilen

Aan de buitenkant van de huizen bevonden zich kuilen die parallel lagen aan de muren, zogenoemde ‘langskuilen’. Het is mogelijk dat de grond naast de huizen werd gebruikt om löss te verzamelen waar leem van gemaakt werd om de muren te bedekken. Löss werd ook gebruikt om de grond binnen het huis te verhogen met ongeveer 50 centimeter.

Afb.112 Afvalkuil met inhoud zoals aangetroffen in de Bandkeramische nederzettingen

De kuilen die op deze manier ontstonden hadden ook praktische functies. Regenwater dat van het dak droop werd erin opgevangen. Tevens kon afval in de kuilen gedeponeerd worden, zoals (vuur)stenen gereedschappen, potscherven, resten van vuurplaatsen en slachtafval. Er werden ook aparte afvalkuilen hiervoor aangelegd.

Op basis van vondsten bij Bandkeramische nederzettingen in zowel Zuid-Limburg als in het buitenland, blijkt dat er ook kuilen werden aangelegd om te gebruiken als silo’s. Hier werd graan in opgeslagen. Lees meer hierover op de pagina ‘Voedselvoorziening’ bij de pararaaf ‘akkerbouw’.

Waterputten, grachten en wallen

In de laatste 150 jaar van de Bandkeramische cultuur werden soms ook waterputten, met een houten constructie, uitgegraven. Deze konden alleen aangelegd worden met veel vakmanschap en samenwerking. Waterputten zijn echter nooit aangetroffen in de Bandkeramische nederzettingen in Zuid-Limburg.

Op het erf stonden geen schuren of stallen. Alle opslag en werkzaamheden moeten dus in de huizen of buiten plaats hebben gevonden. Het vee stond vermoedelijk ook het hele jaar buiten. Sporen van hekjes wijzen er op dat er mogelijk groentetuinen bij de huizen lagen.

De Bandkeramiekers legden rondom hun nederzettingen ook palissaden/hekken, grachten/greppels en wallen aan. Op basis van onderzoek van het Bandkeramische aardwerk in Rosheim (Elzas, Duitsland) blijkt dat de greppels bestaan uit enkelvoudige kuilen. Ze werden gedurende meerdere generaties op basis van een vooropgesteld plan aangelegd. Deze ‘aardwerken’ of kringgreppels zijn de oudste aardwerken in het landschap van Midden- en West-Europa. Zij dateren tussen 4800 en 4500 v. Christus. Hoewel de oudste kringgreppels uit de vroege Bandkeramische periode dateren, zijn meer vondsten uit de jongere tijd bekend. Meestal werden deze op de windstreken uitgelijnd. Ze lijken vooral de functie van versterking, oftewel fortificatie te hebben gehad. Naast deze wal-achtige elementen legden de Bandkeramiekers ook onderbroken kringgreppels aan zoals het aardwerk van Herxheim. Deze onderbroken kringgreppels maken deel uit van een lange Neolithische traditie; meer hierover bij het onderwerp ‘Michelsbergcultuur‘.

Afb.113 Reconstructie van een Neolithische kringgreppel van Kunzing-Unternberg, Museum Quintana